Maskulinum

Nom.: der kanonische|ein kanonischer|— kanonischer
Akk.: den kanonischen|einen kanonischen|— kanonischen
Dat.: dem kanonischen|einem kanonischen|— kanonischem
Gen.: des kanonischen|eines kanonischen|— kanonischen

---

Nom.: der kanonischere|ein kanonischerer|— kanonischerer
Akk.: den kanonischeren|einen kanonischeren|— kanonischeren
Dat.: dem kanonischeren|einem kanonischeren|— kanonischerem
Gen.: des kanonischeren|eines kanonischeren|— kanonischeren

---

Nom.: der kanonischste|ein kanonischster|— kanonischster
Akk.: den kanonischsten|einen kanonischsten|— kanonischsten
Dat.: dem kanonischsten|einem kanonischsten|— kanonischstem
Gen.: des kanonischsten|eines kanonischsten|— kanonischsten

Femininum

Nom.: die kanonische|eine kanonische|— kanonische
Akk.: die kanonische|eine kanonische|— kanonische
Dat.: der kanonischen|einer kanonischen|— kanonischer
Gen.: der kanonischen|einer kanonischen|— kanonischer

---

Nom.: die kanonischere|eine kanonischere|— kanonischere
Akk.: die kanonischere|eine kanonischere|— kanonischere
Dat.: der kanonischeren|einer kanonischeren|— kanonischerer
Gen.: der kanonischeren|einer kanonischeren|— kanonischerer

---

Nom.: die kanonischste|eine kanonischste|— kanonischste
Akk.: die kanonischste|eine kanonischste|— kanonischste
Dat.: der kanonischsten|einer kanonischsten|— kanonischster
Gen.: der kanonischsten|einer kanonischsten|— kanonischster

Neutrum

Nom.: das kanonische|ein kanonisches|— kanonisches
Akk.: das kanonische|ein kanonisches|— kanonisches
Dat.: dem kanonischen|einem kanonischen|— kanonischem
Gen.: des kanonischen|eines kanonischen|— kanonischen

---

Nom.: das kanonischere|ein kanonischeres|— kanonischeres
Akk.: das kanonischere|ein kanonischeres|— kanonischeres
Dat.: dem kanonischeren|einem kanonischeren|— kanonischerem
Gen.: des kanonischeren|eines kanonischeren|— kanonischeren

---

Nom.: das kanonischste|ein kanonischstes|— kanonischstes
Akk.: das kanonischste|ein kanonischstes|— kanonischstes
Dat.: dem kanonischsten|einem kanonischsten|— kanonischstem
Gen.: des kanonischsten|eines kanonischsten|— kanonischsten

Plural

Nom.: die kanonischen|(keine) kanonischen|— kanonische
Akk.: die kanonischen|(keine) kanonischen|— kanonische
Dat.: den kanonischen|(keinen) kanonischen|— kanonischen
Gen.: der kanonischen|(keiner) kanonischen|— kanonischer

---

Nom.: die kanonischeren|(keine) kanonischeren|— kanonischere
Akk.: die kanonischeren|(keine) kanonischeren|— kanonischere
Dat.: den kanonischeren|(keinen) kanonischeren|— kanonischeren
Gen.: der kanonischeren|(keiner) kanonischeren|— kanonischerer

---

Nom.: die kanonischsten|(keine) kanonischsten|— kanonischste
Akk.: die kanonischsten|(keine) kanonischsten|— kanonischste
Dat.: den kanonischsten|(keinen) kanonischsten|— kanonischsten
Gen.: der kanonischsten|(keiner) kanonischsten|— kanonischster